Algemeen
De renaissance begint rond 1400 en eindigt rond 1600. Hierna ontstaat de Barok, 1600-1700. In de renaissance zijn ze veel bezig met het ideaalbeeld te vinden. Alles moet in evenwicht en symmetrie zijn. Ook gaat het om de rust en harmonie. In deze tijd gebruiken ze het verstand goed. In de Barok gaat het juist om een gevoel. Het is niet meer rustig, maar heel overdreven. Er zijn veel versieringen en er ontstaat dynamiek. De voorkeur gaat naar een groot formaat.
In de barok gaan ze dus uitbundiger te werk, er komen meer details en er wordt veel versierd. Kijk bijvoorbeeld naar Rome. Tijdens de barok wordt Rome steeds mooier, zo wordt onder andere de Trevifontein ontworpen door Gianlorenzo Bernini. De kunstenaars lijken geen grenzen te kennen, ook gebruiken ze regelmatig marmer en dat spreekt aan.
In de maatschappij zijn er ook een aantal veranderingen. Zo is in de Renaissance het humanisme belangrijk. De boekdrukkunst wordt ontdekt, buskruit en ook het kompas voor ontdekkingsreizen. Tevens ontstaan er staten en handel.
In de barok willen ze veel indruk maken, propagandastijl. Kijk bijvoorbeeld naar de katholieke kerk en de absolute macht, Lodewijk XIV. In deze periode wordt het theater ontdekt.
Persoon
Op jonge leeftijd werd Bernini al erkend. Hij werd opgemerkt door Scipione Borghese. Borghese heeft onder andere meegedragen aan de carrière van Bernini. Bernini domineerde de 17e eeuw zo erg dat het nog steeds meesterwerken zijn.
Gianlorenzo Bernini was geboren in Napel in 1598. In 1605 verhuisde hij naar Rome met zijn familie, hij heeft hier geleefd tot zijn dood in 1680. Zijn vader was Pietro Bernini, hij was ook een beeldhouwer en heeft Bernini geïnspireerd. Al in zijn jeugd was hij veel bezig met het bestuderen van antieke beeldhouwwerken.
Toen Bernini zestien was heeft hij zijn eerste opdracht voor familie Borghese gemaakt en op latere leeftijd is hij door Louis XIV uitgenodigd het Louvre te herontwerpen. In deze periode heeft hij echter niet in Rome geleefd.
Bernini overleed in 1680 op 28 november in Rome en is begraven in de Basiliek van Santa Maria Maggiore.
Specifiek
De personen in het marmeren beeld zijn Pluto en Proserpina, de hond is Cerberus. Pluto is de god van de onderwereld, Proserpina is de godin van de bloemen en de koningin van de onderwereld en Cerberus is de bewaker van de onderwereld. Pluto ontvoerde Proserpina naar de onderwereld. Hier moest ze zes granaatappelpitten eten en dat betekende dat ze zes maanden in de onderwereld moest blijven. Haar moeder Ceres was hier heel verdrietig over en liet daarom de oogst mislukken, want ze was immers de godin van de akkerbouw. Ook gingen alle bloemen dood. Maar na zes maanden komt Proserpina weer naar boven en gaat alles bloeien. Dit was ook de uitleg voor de seizoenen.
Het verhaal is ook nog te zien als een wedergeboorte. Dit komt omdat Proserpina jaarlijks terugkeert uit de onderwereld. Naast deze twee verklaringen wordt het verhaal ook geïnterpreteerd als een verhaal over liefde, verkrachting, verloren onschuld en vruchtbaarheid, maar dat was oorspronkelijk niet de bedoeling.
Gemaakt door Lotte van Oss
Maak jouw eigen website met JouwWeb